dinsdag 10 augustus 2021

Geoffroy de Lagasnerie : Sortir de notre impuissance politique (Uitgeverij Fayard 2021) - Een lange samenvatting

 

 

Sortir de notre impuissance politique, Geoffroy de Lagasnerie | Fayard 



Hoe de progressieven een einde kunnen maken aan hun politieke machtloosheid,  is een essay over politieke strategie waarin 75 stellingen worden uiteengezet, zonder ze verder ten gronde uit te werken.  De auteur noemt ze: incertain, précaire et critiquable. In deze lange samenvatting geven we een overzicht van deze stellingen, die een inherente logica hebben, maar waarbij men zich inderdaad heel wat vragen kan stellen. De grote verdienste van deze oefening is echter dat er outside the box wordt gedacht en dat de paradigma’s die de politieke praktijk van de linkerzijde kenmerken fundamenteel in vraag worden gesteld. Dit essay reflecteert vooral op de problemen van de Franse linkerzijde, waardoor nogal wat aandacht wordt besteed aan het fenomeen van de gele hesjes en aan het gebruik van geweld bij politieke en sociale acties. Hier en daar heb ik een persoonlijke opmerking toegevoegd. 

 

1.    De tekst wil de progressieve krachten aanzetten tot een reflectie over strategie en tactiek: welke middelen zijn er nodig om de politieke strijd van links krachtig en succesvol te maken

 

2.    De kwestie van strategie komt nauwelijks aan bod in de politieke analyse. Er zijn verschillende manieren om zich te verzetten (stakingen, betogingen, petities, lobbyen, bezettingen, illegale actie, deelnemen aan de verkiezingen, gewelddadige opstand). De politieke actie wordt louter vertaald in het gebruik van deze middelen, die quasi altijd wordt naar teruggegrepen zonder dat de vraag wordt gesteld of ze krachtig genoeg of effectief zijn. Dikwijls hebben deze acties een louter ritueel karakter. De actiemiddelen worden nauwelijks in vraag gesteld of geëvalueerd op hun doeltreffendheid. Men gaat ervan uit dat de klassieke actiemiddelen niet mogen worden in vraag gesteld.

 

3.    Er is een tactische ommekeer nodig in het politieke denken: de progressieven moeten beginnen utilitaristisch te denken over de mogelijkheden die verschillende actievormen bieden om ook tot resultaten te leiden.

 

 

4.    Er moet dus anders worden gedacht over het verloop van politieke acties en over de traditionele actiemiddelen. De gebruikte middelen zijn in de loop der tijd routineus geworden en ze hebben veel van hun effectiviteit verloren. Veel politieke actie werkt systeembevestigend, omdat het systeem ondertussen weet hoe er moet worden gereageerd op de klassieke politieke actiemiddelen. Dus moet er meer op verrassing worden ingezet bij het gebruik van protestmiddelen. De kwestie van de praktische effectiviteit moet bovendien primeren op elke andere bekommernis. 

 

5.    We leven in verontrustende tijden en de progressieven ondervinden politieke machteloosheid: reeds enkele tientallen jaren is het progressieve kamp op verschillende vlakken terrein aan het verliezen. Dat is een wereldwijd fenomeen. “Les forces réactionnaires les plus brutales l’emportent sur les forces progressistes, sans que nous semblions être capables de les freiner et de les empêcher de gagner du terrain.” Kleine overwinningen of verwezenlijkingen volstaan niet  om een paradigmashift in de machtsverhoudingen teweeg te brengen.

 

6.    Speficiek voor deze tijden is dat de onmacht om een greep op de gebeurtenissen te krijgen voor links steeds groter wordt. Politieke acties en protestbewegingen leiden steeds minder tot effectieve resultaten, terwijl extreemrechts en nieuwe vormen van politiek fascisme (Trump, Erdogan, Bolsonaro) wel de wind in de zeilen hebben.

 

7.    Verwijzend naar  “l’Esthétique de la resistance” van Peter Weiss : er bestaat geen geloof meer in revolutie en dat heeft grote psychologische gevolgen. Zelfs in de jaren 1920-1930, een periode van opkomst van fascisme en nazisme, bestond er bij de jeugd een sterk geloof in revolutie: een reëel geloof in de mogelijkheid van een komende revolutie en het geloof hieraan te kunnen bijdragen.  Ter linkerzijde is het beleven van politiek op dit ogenblik een kwestie van machteloosheid, verwarring en droefenis en niet van hoop op een betere samenleving. Dat vertaalt zich niet alleen in apathie en angst maar ook in het zich terugplooien op actievormen, die slechts in schijn radicaal zijn (zich terugplooien op het locale, municipalisme, zadisme = bezetting van terreinen). Dat zijn gedragingen van zich terugtrekken en verlies aan engagement of van het verspillen van energie.

 

8.    Deze constatering wil niet zeggen dat de progressieve krachten zelf volledig verantwoordelijk zijn voor hun onmacht. Er zijn machtige maatschappelijke mechanismen die de kapitalistische ideologie opleggen, die moeilijk te overwinnen zijn. Maar dat mag geen uitvlucht zijn. Als we iets aan die onmacht willen doen, moeten we in de eerste plaats onze relatie met de politiek evalueren. We zijn zodanig gewoon geworden aan verliezen, dat we ons niet meer afvragen hoe dat komt. Links is bij verkiezingen bijvoorbeeld al tevreden met een “goede score” wat betekent: niet teveel verliezen. Maar de vraag van hoe verkiezingen kunnen worden gewonnen wordt al lang niet meer gesteld.

 

9.    Links verliest niet omdat het niets of te weinig doet. Het ligt eerder aan de manier waarop actie en strijd wordt gevoerd. We verliezen niet omdat we niet of te weinig actie voeren of omdat we met te weinig zijn. Precies …. omdat we actie voeren, verliezen we. De manier van actie voeren veroordeelt links tot stagnatie en dus tot achteruitgang. We moeten ons afvragen of de actiemiddelen van links zich niet inschrijven in een logica van nederlaag. 

 

10. De actievormen die links tegenwoordig gebruikt kunnen grotendeels in twee categorieën worden ingedeeld:

 

a.     Vrolijke, feestelijke acties zoals betogingen waarin wordt gedanst en en gelachen

b.     Zelfopofferende acties, waarin we onszelf iets aandoen (waarbij de hongerstaking de meest radicale vorm is).

 

De (retorische) vraag die men zich daarbij kan stellen of deze actiemiddelen machthebbers kunnen doen plooien. 

 

11. Veel van die geïnstitutionaliseerde politieke actiemiddelen zijn louter happenings. Het is eerder een vorm van theater op een politieke scène met politieke acteurs. De politiek als scène: we ageren niet, we doen alsof we ageren. We verzetten ons niet, we doen alsof we ons verzetten. Veel betogingen zijn eerder festiviteiten, met zelfs mulzikale omlijsting, dan offensieve acties. Manifestaties worden door de deelnemers beoordeelt op het vlak van de ambiance, het aantal deelnemers, het gevolgde parcours enzovoort, maar niet op wat ze ook effectief hebben opgeleverd.

 

12. Politieke actie wordt dus niet met de nodige sérieux gevoerd. 

 

13. In principe zou actie de tegenpartij “pijn moeten doen”. Dat is de enige manier om machthebbers te doen toegeven. Dat wil dus zeggen dat actiemiddelen meer inventief en taktisch moeten zijn. Een gerichte actie met weinig volk zou bijvoorbeeld veel efficiënter kunnen zijn dan een vrijblijvende massamanifestatie. Een ander voorbeeld  is dat de middelen en energie die moeten geïnvesteerd worden in een massale algemene staking, beter kunnen renderen als die worden besteed aan gerichte acties die door kleine groepen worden gevoerd. Zo hebben de acties van de gele hesjes een zeker succes en weerklank gekregen door het gebruik van politiek geweld gedurende enkele weken in de burgerlijke wijken van Parijs.

 

14. Volgens Gunther Anders is geweld dat niet van de staat komt aanvaardbaar in situaties van wettelijke zelfverdediging (bijvoorbeeld in het verzet tegen atoomwapens). Maar voortdurend de vraag stellen in hoeverre geweld door de sociale bewegingen toegestaan is, maakt het moeilijker om acties uit de sfeer van de happening of de zelfopoffering te halen. 

 

 

15. (…)

 

16. Wat is de band van de politieke actie met de factor tijd. Als we ons de vraag naar de strategie stellen, dan is dat nauw verbonden met de tijdelijkheid van de politieke actie en de greep die we op de politieke tijd hebben. Dat we veldslagen verliezen en zwak staan is voor een groot deel te wijten aan ons gebrek aan temporele autonomie tegenover de staat en dat we politieke actie steeds in functie van de acties van de staat zelf stellen. Al decennialang wordt de politieke mobilisatie bijna uitsluitend beperkt tot reacties op de politieke acties van de overheid. De staat bepaalt de voorwaarden van het debat, de tijdslijn waarbinnen dat debat plaatsvindt en de onderwerpen van het debat. De sociale beweging neemt dus vooral een secundaire en reactieve plaats in, in het debat. Daardoor kan de sociale beweging niet zelf zijn agenda opleggen.De sociale beweging moet daarentegen kunnen verrassen, zijn eigen ritme opleggen, aanvallen waar het niet verwacht wordt, thema’s opleggen waar de staatsmacht zich niet aan verwacht. Le mouvement social doit parvenir à instaurer sa propre temporalité politique”.

 

17. Als we de evolutie van de traditionele strijdvormen (stakingen, bezettingen, betogingen) sinds het einde van de 19de eeuw bekijken dan hebben we de indruk dat die offensieve instrumenten geleidelijk defensieve instrumenten zijn geworden. De acties voor de 8-urendag, voor het algemeen stemrecht, voor de erkenning van arbeidsongevallen, voor betaalde vakantie, mei ’68 … waren bewegingen die iets wilden veroveren: de mobilisatie had tot doel om veranderingen af te dwingen: veranderen van rechtsregels en van politieke structuren. Die offensieve acties zijn uit het beeld verdwenen (met misschien een uitzondering voor de LGTB- en de klimaatbeweging). De meeste grote acties van de laatste jaren waren louter reactief (zoals in Belgë bijvoorbeeld die tegen het globaal pact, of de grote betoging tegen de rechtse regering Michel - MLB). Het zijn beweging TEGEN iets en niet VOOR iets. Samengevat: de sociale beweging kan dus zijn agenda niet opleggen.

 

18. Waarom organiseren de vakbonden niet langer offensieve acties en stakingen gericht op belangrijke transformaties zoals bijvoorbeeld de invoering van de 32-urenweek. 

 

19. Louter reactieve acties werken op termijn demobiliserend want er is minder enthousiasme voor dergelijke acties, dan voor acties die zorgen voor een beter leven. De hedendaagse progressieve bewegingen zitten daardoor in een spiraal van nederlagen. Want zelfs al wordt er door een actie een bepaalde maatregel tegengehouden, het betekent geen reële vooruitgang, maar het behoud van een ook al niet ideale status quo.

 

20. Wanneer een regeringsmaatregel door een actie wordt ingetrokken wordt er van een“overwinning” gesproken. Maar in realiteit betekent het dikwijls het behoud van een toestand, die vooraf al kon worden bekritiseerd. Door deze overwinningsnederlagen wordt de bestaande orde in onze geesten gezien als hetgeen we willen bereiken en zijn we dus blij dat we die bestaande orde hebben geconserveerd. Maar in werkelijkheid zijn we achteruitgegaan. Vanaf het ogenblik dat de progressieve beweging zich in het defensief stelt, gaan de reactionaire krachten vooruit.

 

21. Om dit te keren moeten de progressieven nieuwe thema’s naar voor schuiven, nieuwe eisen stellen en zich niet langer louter in het defensief tegenover de staat stellen.      

 

22. De diabolische logica is dus dat wanneer we aan het protesteren zijn en misschien zelfs wanneer we geloven dat we winnen, we ons eigenlijk aan het verzwakken zijn. Ons dominante taalgebruik daarbij blokkeert eerder ons vermogen om ons te verzetten, dan dat het dat vermogen verhoogt. In de meeste gevallen slagen we er niet in een integrale kritiek op het heden en het verleden te verwoorden. Veel vormen van kritiek zijn een uiting van “passéisme”. De kritiek wordt ook altijd verwoord in negatieve termen, wat eigenlijk één van de denkschema’s is van reactionaire retoriek. Bijvoorbeeld wordt de analyse van het neoliberalisme verengd tot een krtiek op het teloorgaan van oude collectieve waarden (zoals de morele normen, het recht op arbeid, de verzorgingsstaat) of het vernietigen van de publieke ruimte, de collectiviteit of de tradtionele politiek. Door de kritiek op het neoliberalisme op een dergelijke manier te formuleren, worden het verleden en de oude vormen en gedachten voorgesteld als een positief referentiepunt. Zo was er een socioloog die sprak over het “einde van de liefde” als gevolg van Tinder en het neoliberalisme, alsof de genderverhoudingen in het verleden de ideaaltoestand weerspiegelden. De discussie over uitzonderingmaatregelen (na de terroristische aanslagen, maar ook in het kader van de Covid-maatregelen - MLB) draait bijvoorbeeld ook over de uitbreiding van de de bevoegdheden van de uitvoerende macht tegenover de rechterlijke macht. Waarbij dan wordt gesteld dat de rechtstaat moet worden beschermd, door de autonomie van de rechterlijke macht terug te herstellen. Precies alsof het juridisch apparaat garant staat voor de vrijheid en een beschermende functie heeft. Waarschijnlijk heerst er in de gangbare rechtstaat evenveel willekeur als tijdens een uitzonderingstoestand, maar zien we het niet. Hierdoor wordt een soort van mythologisch beeld geschetst van de klassieke instellingen, die kost wat kost moeten worden verdedigd. Dat is dus een een heel conservatief standpunt. 

 

 

23.  Men kan de linkerzijde niet wederopbouwen zolang dit soort passéistische retoriek wordt gebruikt, die geen antwoord biedt op de reële onvrijheid en die er dan ook niet in slaagt om mogelijke en wenselijke maatschappelijke veranderingen te identifiëren.  Het kan natuurlijk gebeuren dat verzet tegen het terugschroeven van verworvenheden nodig is. Maar dat moet gepaard gaan met een andere ingesteldheid gericht op maatschappelijke verandering. Daarvoor moet ook afgestapt worden van gemakzuchtige analyses, zoals de clichématige kritiek op het neoliberalisme als passe-partout, waarbij de toestand zoals die voor het neoliberalisme was als de gewenste toestand wordt gezien. Geleidelijkaan wordt daardoor de bestaande orde meer en meer als positief referentiepunt gezien. Zo winnen reactionaire percepties geleidelijk terrein.

 

24. Tot wie richt de sociale beweging zich? Tegen wie spreken we wanneer we ons mobiliseren en tot wie zouden we ons moeten richten?  Bestaat er misschien een kloof tussen degenen die we in feite zouden moeten viseren en het publiek waartoe we ons richten wanneer we door een actie het woord nemen? Mogelijk ligt ook daar een verklaring voor de ondoeltreffendheid van links.

 

25. Spontaan richt een moblisatie zich tegen de machthebbers en wil men daarmee de aandacht van de machthebbers trekken. Ofwel omdat we ons verzetten tegen maatregelen van de machthebbers, ofwel omdat we denken dat die in staat zijnde verandering die we willen te verwezenlijken. Deze strategie kan werken als we er in slagen de machthebbers voldoende onder druk te zetten, zodat ze moeten toegeven. Maar de vraag die men zich zou moeten stellen is of wanneer we ons met eisen tot de machthebbers richten, dat ook iets zal opleveren. In parlementaire debatten ziet men dat bijvoorbeeld overduidelijk: zelfs met sterke en rationele argumenten in het debat, kan men een meerderheid niet van gedachten doen veranderen. Zich tot machthebbers richten bij een sociale mobilisatie zou wel eens een van de vormen van politieke machteloosheid kunnen zijn omdat ze de sociale beweging in dat soort acties opsluit en in de val van inneffectiviteit lokt.

 

26. Er bestaat een analogie met de stelling van Thomas Kuhn over wetenschappelijke revoluties: uiteindelijk is het bij een botsing tussen twee onverzoenlijke wetenschappelijke paradigmas, de demografie die het conflict zal oplossen. Het kamp dat de jongeren aan zijn kant krijgt zal uiteindelijk winnen, omdat de oude generatie uitsterft en wordt vervangen door een nieuwe generatie. Als we de politiek op dezelfde manier benaderen, dan is de meest effectieve stategie dat de sociale beweging in de eerste plaats de geesten moet veroveren van degenen die in de toekomst de macht zullen uitmaken. Om het organisatorisch te stellen: wanneer we niet akkoord gaan met een regeringsmaatregel, is het dan niet veel efficiënter om daarover te gaan spreken in een middelbare school, dan te gaan betogen voor een ministerie? Is een tournee langs universiteiten niet efficiënter dan een optreden in een praatprogramma op radio of TV? Natuurlijk zijn verschillende actievormen complementair en moeten ze samen worden gevoerd. Maar het belangrijkse is de belangrijke actieterreinen te onderscheiden en ons vooral te richten op het bereiken van degenen die we echt kunnen overtuigen. We moeten ons concept van “radicale actie” dan ook herdenken: wat is radicaler: zich vastketenen aan de hekken van een ministerie of een zomeruniverstiteit voor jongeren organiseren? Welke actie zal het meeste opleveren?

 

27. Het tijdsaspect voor het ontwikkelen van een politieke strategie is belangrijk. De huidige machthebbers hebben hun opleiding en ideologische opvattingen meegekregen in de jaren ‘80 van de vorige eeuw. Als we ons richten op het veroveren van de geesten van de jonge generatie, zullen de effecten daarvan ook maar pas binnen 30 jaar duidelijk worden. Het is dus vandaag dat zal worden bepaald wat er zich binnen 30 jaar zal afspelen in de machtsstructuren. Vele zaken hebben zo een lange doorlooptijd nodig. Zoals het idee van het basisinkomen dat evolueert van een theoretisch concept, over experimenten tot institutionele realiteit. We moeten er ons bij neerleggen dat we gedeeltelijk met een verloren generatie zitten die niet van gedacht kan worden veranderd en dat dat een kwestie van demografie en van tijd is. We moeten dus autonome en specifieke vormen van politieke actie ontwikkelen gericht op de toekomstige generaties in plaats van ons te beperken tot mobilisaties gericht naar de huidige machthebbers. Dat betekent ook dat men zich buiten de bestaande institutionele circuits en mediaformats moet begeven. Als we ons daartoe blijven beperken, zijn we ook gedoemd om de conventionele retoriek te blijven gebruiken, wat ons verhindert om een nieuw alternatief publiek te bereiken.Daarom  is op intelectueel vlak de boycott, de weigering  om zich te onderwerpen aan opgelegde schema’s op de lange termijn veel krachtiger dan deelnemen aan oneigenlijke debatten waarbij we onze tegenstanders als legitieme gesprekspartners beschouwen en waardoor onze geesten en denkruimte worden besmet. 

 

28. Onze ideeën en onze strijd zullen nooit het heden veranderen. Hun effect zal pas op lange termijn merkbaar zijn. 

 

29. Die logica maakt duidelijk dat het veroveren van invloed in de academische wereld (en daarmee gepaard gaande de radicale transformatie van onderwijs en onderzoek, zoals het daar wordt beoefend) zo belangrijk is voor links en dat het een grote fout is om dat terrein te verlaten, omdat men gedegouteerd is van het daar heersende conservatisme en de verlammende bureaucratie die het academisch onderzoek in zijn greep heeft. We gaan er teveel van uit dat dat de verspreiding van de heersende ideologie een zaak van de media is, waardoor we onze pijlen vooral daarop richten. We vergeten daarbij dikwijls dat de instelling die een quasi monopolie op de vorming van de mentale structuren van een samenleving heeft, en vooral ook van de individuen die de machtsstructuren bevolken, de universiteit is. De universiteit produceert de klasse van cultuur- en ideologieproducenten en beslist tegelijkertijd ook wie niet tot die klasse zal behoren (en wie bijvoorbeeld zal mogen publiceren).  Les université produisent à la fois ceux qui produisent des discours et ceux qui n’ent produisent pas”. De universiteit is dus niet de oplossing, maar het probleem en moet dus een centrale plaats innemen in een effectieve strategie voor de lange termijn.

 

30. Er is natuurlijk het probleem van de urgentie: de grote wereldproblemen zeggen ons dat we geen 20 jaar hebben voor de noodzakelijke transformaties. Daarom moeten ook parallelle strategieën woren voorzien. Maar deze vaststelling doet niets af aan het feit dat de huidige actievormen, die zich louter tot de bestaande machthebbers richten niet effectief zijn.

 

31. In feite verliezen we tijd door ons tot de machthebbers te blijven richten en ons tegelijkertijd in een psychische en temporele afhankelijkheid tegenover hen te blijven plaatsen. We gaan er ten onrechte van uit dat de onmacht van de machthebbers om de noozakelijke transformaties door te voeren te wijten is aan een gebrek aan kennis bij die machthebbers en dat we onze tegenstanders dus kunnen overtuigen door hen de feiten voor te leggen. Maar het conservatisme is niet echt het gevolg van onwetendheid. De machthebbers kennen de wereld ook. Ze kunnen ook de statistieken lezen en ze beseffen evengoed problemen als de toenemende armoede en ongelijkheid. Maar dat zet hen eerder aan tot het uitvinden van mystificaties, het ontkennen van de problemen in plaats van het uitwerken van oplossingen.

 

32. Een voorbeeld uit de VS: Bestuderen, documenteren en publiceren van de hallucinante cijfers over de zeer grote oververtegenwoordiging van zwarten tegenover blanken in de cijfers van de gevangenisbevolking, verandert niets aan de feitelijke toestand. De blanke machthebbers kennen die cijfers niet alleen, maar ze willen ook dat deze toestand blijft bestaan, omdat het de blanke economische en sociale dominantie in stand houdt.

 

33. De bestaande sociale orde wordt dus niet in stand gehouden door onwetendheid, maar door mystificatie en leugens. De machthebbers kennen de waarheid meestal maar al te goed wanneer die hen wordt gepresenteerd. Maar ze zullen die ontkennen omdat ze de misstoestanden in stand willen houden. We moeten ons daarom in de eerste plaats niet verzetten tegen zogenaamde onwetendheid, maar tegen de leugen. De linkerzijde is er gedurende 200 jaar van uit gegaan dat sociale verandering vooral een kwestie was van het bestrijden van onwetendheid en dat het voldoende is om de waarheid aan het licht te brengen, zichtbaar te maken. Dat is dus duidelijk niet langer het geval, want de waarheid is ook bij de machthebbers bekend. De kwestie wordt dan ook: hoe gaan we de leugen bestrijden? Het aanvaarden van dit gegeven wil niet zeggen dat er niet langer voortdurend naar de waarheid moet worden gespeurd, maar dat dat pas zin heeft als dat binnen autonome circuits gebeurt. Dat wil zeggen dat het moet dienen om de individuen in de diverse sectoren bewust te maken en te versterken. Als we dit uitgangspunt aanvaarden, dan stappen we af van het paradigma van “discussie” (debat) met de machthebbers, maar gaan we over tot een strategie van vervanging van het heersende ideologische discours.

 

34. Misschien bestaat er ter linkerzijde een soort angst voor de overwinning en valt ze daarom terug op ongevaarlijke strijdvormen die voortkomen uit een onderbewuste wens om nooit aan de macht te moeten komen, terwijl de rechterzijde wel duidelijk die ambitie heeft. Ter linkerzijde zien we een essentieel verschil tussen zich politiek uiten en politieke actie. Bij links is er dikwijls het gevoel, dat men in actie is gekomen als men zich maar heeft laten horen, zonder dat er in de praktijk ook maar iets is veranderd. 

 

35. Veel van wat we politiek actie noemen (betogingen, petities, …) zijn in feite geen acties maar enkel expressiemiddelen, waarmee we zeggen dat we met iets niet akkoord gaan.  Je stem laten horen is op zich niet verkleerd, maar alle energie daarop focussen, geeft het verkeerde idee dat men ook echt iets bereikt, alleen maar door het te laten horen.

 

36. De aandacht verleggen van de reactieve acties naar pro-actieve actievormen is noodzakelijk.

 

37. Directe actie kan daar een antwoord op geven: voorbeeld, de acties van Carola Rackete voor het redden van vluchtelingen op zee die regelrecht inging tegen de blokkade door de Italiaanse regering; of andere acties die rechtstreeks hulp boden aan migranten, tegen het beleid van overheden; het verhinderen van bijeenkomsten van extreem rechts; acties in slachthuizen tegen dierenleed; …

 

38. Met dit soort directe actie wordt de bestaande legaliteit in de praktijk vervangen door een andere politieke macht en is het de beurt aan de machthebbers om zich daartegen te verzetten. (Dit doet ook denken aan de bedrijfsbezettingen in de jaren zeventig, waarbij arbeiders de productie overnamen (LIP, Glaverbel Gilly)-MLB).

 

39. Dit soort directe actie is maar voor een beperkt aantal strijdpunten toepasbaar, maar moet vooral gezien worden als een voorbeeld voor de huidige sociale bewegingen als een mogelijke actievorm, die aanzet tot het bedenken van innovatieve actiemiddelen die ingaan tegen  bestaande wetten, maar die ertoe kunnen leiden dat die wetten worden veranderd. 

 

40. Ook juridische actie hoort bij directe actie. Langs juridische weg kan iets worden afgedwongen, dat op het actieterrein is in gang gezet. Zoals bvb. ook Carola Rackete voor de rechtbank gelijk kreeg voor haar reddingsacties. In de VS zijn overigens heel wat zaken veroverd via juridische acties (zoals recht op abortus of het homohuwelijk). Er moet dus geïnvesteerd worden in juridische actie als strijdvorm, ook door gebruik te maken van het Europees en internationaal recht.

 

41. Niet teveel tijd besteden aan de kwestie van de legitimiteit van het gebruik van geweld. Men moet er gewoon van uitgaan dat geweldloosheid in de praktijk niet bestaat, want de staat heeft hoe dan ook een geweldmonopolie en dat mag uiteindelijk geen beletsel zijn om toch acties te organiseren en men moet zich ook kunnen verdedigen tegen staatsgeweld. 

 

42. Ook hier kan juridische actie een antwoord zijn tegen het ongelimiteerd gebruik van geweld door de staat. Bovendien zijn legaliteit en ethiek twee verschillende categoriën. Iets kan volkomen legaal zijn en toch niet ethisch en omgekeerd. Iets illegaals (zoals de vlucht van Edward Snowden) kan perfect ethisch zijn.

 

43. Ook hier speelt effectiviteit: soms kan een geweldadige actie (zoals bij de betogingen van de gele hesjes) effectief zijn, omdat het media-aandacht creëert. Maar gebruik van geweld stelt ook een ethische kwestie

 

44. Ook bij het gebruik van geweld stelt zich de vraag naar de reële effectiviteit.

 

45.  (...)

 

 

46.   (...)



47.  Het opzoeken van de confrontatie met de overheid (zoals het het geval was met bvb. het Anarchisme van de daad) zorgt ervoor dat de sociale beweging wordt overgeleverd aan het repressie-apparaat van de staat, waarbij de krachtsverhoudingen altijd in het voordeel van de staat zijn. De rituele rellen bij betogingen zijn eigen ook maar een soort happening, die niets opleveren. Bovendien leiden die ook af van de doelstellingen van de sociale beweging: uiteindelijk draait het uit op de strijd tegen de repressie zelf. (Zie bijvoorbeeld de processen tegen AMADA in de jaren 70 - MLB)

 

48. Elke sociale beweging heeft de neiging om na verloop van tijd af te wijken van zijn oorspronkelijke doelstellingen, met name dat men zich in de eerste plaats gaat verzetten tegen de vertegenwoordigers van de staatsmacht, namelijk de politie. Voor bepaalde fracties van de sociale beweging is een betoging pas geslaagd als er rellen met de politie uitbreken. Dat is dus een soort ritueel en puur energie-en tijdverlies. 

 

49.  Er is wel een tendens waarbij de politie steeds gewelddadiger optreedt en dat wekt natuurlijk terecht verontwaardiging op. Maar dat zorgt er dan weer voor dat manifestaties achteraf worden beoordeeld op basis van het gebruikte politiegeweld en niet op wat de reden van de manifestaties was. Door het verleggen van de focus naar het politiegeweld, geraakt de eigenlijke reden van de actie ondergesneeuwd, zoals zeer duidelijk bleek bij de acties van de gele hesjes. Na verloop van tijd ging het allang niet meer om de beweegredenen van de gele hesjes voor hun acties, maar over het geweld dat de politie tegen de manifestaties gebruikte. 

 

50.  Rellen en vernielingen na een betoging zijn ook dikwijls uitingen van frustratie en onmacht. Er bestaat ook een neiging om zich als slachtoffer voor te stellen en zijn legitimiteit te halen uit het feit dat men heeft geleden onder de repressie. Politieke actie gaat ten koste van veel en politieke militanten evalueren hun engagement dikwijls met de mate waarin ze er onder geleden hebben. Dat werkt uiteindelijk ook contraproductief. 

 

51.  Waarom moet actievoeren gelijk staan aan lijden? Iemand die staakt schaadt ook zichzelf door het inkomensverlies. Dat zichzelf schade toebrengen is nog meer uitgesproken bij hongerstakingen. Waarom moet ik mezelf in gevaar brengen als ik wil protesteren tegen disfuncties van het systeem waarvoor ikzelf niet schuldig ben, maar de instellingen zelf? Het zijn de instellingen die moeten lijden.  Het effect van een actie mag niet worden afgemeten aan wat we erin hebben meegemaakt, maar aan het resultaat van de actie. Dat is dus een kwestie van strategie.

 

52.  Daarom moeten de traditionele actievormen (staking, bezettingen, betogingen, directe actie …) kritisch worden geëvalueerd. De conservatieve krachten gebruiken ook actievormen en technieken, die echter verschillen van degenen die de progressieve krachten gebruiken. En die zijn dooraans effectiever. Als de actievormen van onze tegenstanders effectiever zijn, moeten we ons daar dan niet door laten inspireren?

 

53.   Een voorbeeld hiervan is hoe de zogenaamde neoliberale revolutie heeft kunnen plaatsgrijpen. Hoe hebben politieke krachten een opstand kunnen ontekenen tegen de Keynesiaanse consensus en zijn ze er uiteindelijk in geslaagd die te winnen? 

54. Samengevat: Ze hebben een trage, machtige en structurele strategie van infiltratie in het staatsaparaat en transformatie van de mentale structuren in gang gezet ervan uitgaande dat het enige tijd zou vergen om de geesten rijp te maken voor een nieuwe neoliberale ideologie. De strategie van de Mont-Pélerin denktank bestond eruit de economische hogescholen, die de toekomstige centrale bankiers en ministers van economie opleiden, de motoren van een nieuwe ideologie ge maken. Waarna een lange  periode van infiltratie in de instituties volgde. De les die hieruit kan getrokken worden is dat  het veroveren van de instellingen een extreem sterk wapen is. De neoliberalen hebben de invloed in de media, waarop de progressieven zich sinds de jaren zestig focusten, bewust aan zich laten voorbijgaan. Daardoor maakten de progressieven de verkeerde inschatting dat ze dominant waren, terwijl er zich ondergronds een veel sterker conservatief proces ontwikkelde, dat op termijn alles zou transformeren. Mediatieke zichtbaarheid werd teveel als overwinning gezien, terwijl effectieve politiek actie veel meer afhangt van structurele ondergrondse actie en op termijn veel rendabeler is.

 

55.  Natuurlijk zijn economische en politieke structuren gemakkelijker te infiltreren met een programma dat gericht is op het bestendigen van de economische klasseverschillen, dan met een egalitair programma. Maar dat mag ons niet tegenhouden om strategieën van inflitratie in de instituties te ontwikkelen. Zich afkeren van de instituties is in feite een soort vlucht, waardoor je jezelf elke invloed ontzegt. 

 

56.  Voorbeeld: is het voor progressieve juristen niet efficiënter om zelf rechter te worden in plaats van bijvoorbeeld mensenrechtenadvocaat? 

 

57.   Wanneer we een institutie bekritiseren, zoals bijvoorbeeld de politie, wat is dan het meest effectieve? Er afstand van nemen of erin infiltreren om daarin machtsposities te veroveren? In de jaren ’50 waren er bijvoorbeeld CRS-compagieën die door de PCF waren geïnfiltreerd, die weigerden op te treden tegen stakers. Zie ook het belang van progressieve rechters in Hoge Gerechtshoven. Dat geldt ook voor universiteiten: hoe ontgoocheld men ook kan zijn over de interne werking van de hogescholen, het blijft belangrijker erin actief te blijven, dan ontslag te nemen. 

 

58.  Tegen deze infiltratiestrategie worden twee bezwaren gemaakt: het gevaar dat men gerecupereerd wordt door het systeem en dat het onmogelijk is de instellingen van binnenuit te veranderen. De lange mars door de instituties door het neoliberalisme toont echter precies aan dat dat niet het geval is. 

 

59.  Instituties zijn op zich ook maar lege structuren en hangt alles af van de personen die ze bevolken. Het Amerikaanse hooggerechtshof is daar het beste voorbeeld van (dat bijvoorbeeld rassensegregatie eerst wettigde en later ongrondwettelijk verklaarde). Instituties kunnen dus gestuurd worden. 

 

60.   De Spiral of silence theorie (zwijgspiraaltheorie) uit de communicatiewetenschappen stelt dat mensen die denken een minoritaire of afwijkende mening te hebben tegenover de meerderheidsnorm,  de neiging hebben om te zwijgen uit schrik omwille van hun mening gesanctioneerd te worden. Dit zwijgen is anticiperend gedrag, maar wil niet zeggen dat de dominante opinie in werkelijkheid ook dominant is. Dat geldt ook voor het functioneren van instituties: wie er deel van uitmaakt zal niet zo gemakkelijk ingaan tegen wat hij of zij denkt dat de consensus binnen de instelling is,maar die dus niet noodzakelijk de werkelijke consensus is. Infiltreren in de instituties kan dan ook mee zorgen dat de interne consensus wordt doorbroken, doordag men snel medestanders zal vinden. 

 

61.   Infiltratie in de structuren van besluitvorming is ook een vorm van directe actie. 

 

62.   Dat neemt niet weg dat extra-politieke actie nodig en nuttig blijft: het kan de krachten die van binnen de structuren aan transformatie werken door mobilisaties sterk ondersteunen. 

 

63.  Wat is de rol van verkiezingen? Een van de middelen om de machtsapparaten te veroveren is het stemrecht. Niet stemmen is een vorm van zichzelf van dit middel uitsluiten. Afstand nemen van de politiek, van deelnemen aan verkiezingen en van politieke partijen is zelfbevrediging en narcisme en heeft niets te maken met strategische overwegingen op het vlak van practische efficiëntie. Bij verkiezingen stemt met niet zozeer voor personen en zeker niet voor programma’s (die niemand leest) maar voor een algemeen maatschappelijke ambiance en daarom moet er aan deelgenomen worden: het geeft aan in hoeverre de bevolking verandering wil. 

 

64.  Sterk minoritaire acties zoals die van Extinction Rebellion, gaan ervan uit dat de politiek toch niets kan veranderen en stellen nooit de vraag naar de verovering van de politieke macht. Dit soort acties gaat ervan uit dat er door een cumulatief effect kleine stappen worden gezet in de richting van bewustwording. Dit kan in het verleden ooit het geval zijn geweest, maar de geschiedenis wijst uit dat deze dynamiek zich zelden op die manier ontwikkelt. Gezien de vermenigvuldiging en opvolging van radicale acties, zou men al lang in een soort revolutionaire periode moeten zitten. De praktijk wijst uit dat dit soort militantisme geen effect heeft, zolang de vraag naar het veroveren van de politieke macht niet wordt gesteld. 

 

65.   Links mag niet verstrikt raken in een mythologie van de traditionele vormen van strijd die ons blind maken voor andere meer effectieven taktieken zoals de gestage heropbouw van de progressieve beweging via geduldige langdurige en stille strategieën

 

66.   Een van de belangrijkse actuele politieke gegevens is dat de rechtse en extreemrechtsepolitieke partijen erin slagen om in stilte en verborgen steeds meer aan kracht te winnen. Ze slagen er bijna zonder mobilisatie in om voortdurend aan electorale kracht te winnen. Dat ligt aan het feit dat hun ideologie zich genesteld heeft in het dagelijkse leven van grote bevolkingsgroepen (zoals dat vroeger bvb. het geval was met de PCF – zie Didier Eribon, Retour à Reims). Moet de linkerzijde dan ook niet zijn focus meer verleggen naar de structuren van het dagelijkse leven met aangepaste actievormen die rechtstreeks met dat dagelijkse leven te maken hebben? Dat betekent dat links niet enkel in periodes van verkiezingen aanwezig moet zijn in de volkswijken. Het gaat dan ook niet alleen om een herovering van de ideologische hegemonie maar nog veel meer om praktische en materiële aanwezigheid. Dus niet in een spektakellogica maar in een logica van langetermijninvestering in de structuren van het dagelijkse leven.

 

67.  Dat verklaart waarom culturele en literaire vormen van politieke strijd zo belangrijk zijn. Bij de woorden ‘linkerzijde’ en ‘politieke actie’denken we in de eerste plaats aan de verovering van het staatsapparaat en de verandering van de juridische structuren. Maar dat is dus niet voldoende: politiek mag niet worden gereduceerd tot een eendimensionale actie gericht op de politieke macht. Een aansprekend voorbeeld is dat de belangrijke politieke realisaties die een einde moesten maken aan de rassenscheiding in de VS er niet voor gezorgd hebben dat het racisme en de achterstelling van de zwarten in de samenleving in de praktijk is uitgeroeid. Integendeel. Een ander voorbeeld is dat vrouwen juridische gelijkheid hebben gekregen, maar nog steeds op vele terreinen geen gelijkheid in de praktijk hebben verworven. Juridische structuren veranderen in een wereld waar sociale en mentale structuren van uitsluiting blijven voortbestaan, is niet voldoende om de reële ongelijkheid weg te werken. Daarom moet politieke actie niet alleen op het recht of politieke structuren georiënteerd zijn maar ook op de gewoonten, de opvattingen en de cultuur. Een van de grote uitdagingen voor links is dus hoe een sociale beweging kan worden opgebouwd die kan ingrijpen op de sociale en culturele structuren.

 

68.  Tenslotte moet er ook gewezen worden op een dilemma voor de linkerzijde. De politieke actie van de linkerzijde is hoe dan ook gericht op systeemverandering en dus op het grote plaatje. Daardoor zal men steeds proberen om deelacties binnen die totaalvisie te plaatsen.Alleen is die totaalvisie dikwijls gebaseerd op lege theoretische categorieën: “het kapitalisme”, “de imperialistische staat”, “het kolonialisme”, “het patriarchaat”. We kunnen ons daarbij de vraag stellen dat we daardoor onze politieke actie niet teveel toespitsen op onbereikbare, verafgelegen en abstracte doelstellingen. We willen onze acties teveel kaderen in algemene concepten zoals neo-liberalisme, racisme, imperialisme, kolonialisme en we stellen dat van het oplossen van bestaande problemen slechts sprake kan zijn als we ook die algemene concepten hebben aangepakt. Die redenering ontzegt ons elke capaciteit om concrete acties te ondernemen. “Zonder revolutionaire theorie is er geen revolutionaire beweging” – Lenin; (Dat is het eeuwige dilemma van links van de keuze tussen een minimum-en maximumprogramma - MLB)

 

69.  Vandaar de neiging om elke strijd in te schrijven in een meer globale strijd (de convergentie van de strijd in de verschillende sectoren). Waaraan gekoppeld: acties hebben pas nut als ze kunnen worden geplaatst binen die globale strijd. Ook dit werkt contraproductief, want het geeft het idee dat elke actie onvoldoende is en niet ver genoeg gaat. Deze generaliserende fictie werkt demobiliserend. 

 

70.  De realiteit is dat er geen eengemaakt doel is. De samenleving is heterogeen en niet noodzakelijk coherent. Strijd voor de rechten van migranten is niet hetzelfde als strijd voor gendergelijkheid. Deze strijd wordt op verschillende terreinen gevoerd en loopt niet noodzakelijk convergent naar één einddoel. We moeten er ons bij neerleggen dat de verschillende machtssytemen een per een moeten worden aangepakt.

 

71.   Het klassieke marxistische idee van klassenstrijd, dat de arbeidersklasse als klasse het enige subject van de sociale transformatie is, is niet langer de realiteit. Ook andere sociale categoriën zijn drager van verzuchtingen om het systeem te veranderen (het feminisme, de studentenbeweging, black lives matter…). Marcuse stelde dit al vast, maar ging er nog steeds van uit dat de strijd van deze verschillende categorieën nog altijd convergeert in een eengemaakte strijd tegen het kapitalisme.

 

72.  Maar die visie gaat nog altijd uit van het idee dat de wereld een coherent systeem is. Economische, raciale, ecologische logica vloeien niet samen in één gezamenlijk logisch systeem. Eerder het omgekeerde is waar. Zo is het een misvatting te denken dat onze wereld meer en meer wordt geregeerd door een neoliberale rationaliteit. Neoliberalisme heeft inderdaad heel wat economische structuren zoals de openbare diensten getransformeerd, maar het is verkeerd te denken dat de wereld in zijn geheel bestuurd wordt vanuit die neoliberale logica. Bijvoorbeeld het verzet van de meeste landen tegen de legalisering van het druggebruik, ligt helemaal niet binnen de neoliberale logica. Of het feit dat monopolies hun gang kunnen gaan, dat sexwerk niet vrij is en dat er geen vrijheid van migratie bestaat, zijn allemaal voorbeelden die ingaan tegen de neoliberale logica. We moeten dus afstappen van het idee dat zowel de staat als de instellingen die de samenleving domineren fundamenteel coherente beslissingen nemen, op basis van een economische logica. Integendeel, veel beleid wijst op irrationaliteit waardoor het beleid onlogische en verkeerde beslissingen neemt.

 

73.  We moeten ons inspireren op bewegingen die wel succes hebben (gehad). De LGTB beweging is één van die zeldzame bewegingen die er in geslaagd is de sociale, mentale en juridische structuren op relatief korte tijd in heel wat landen fundamenteel te transformeren. Deze beweging heeft kunnen winnen omdat ze tegelijkertijd op één aspect was gericht, lokaal werkte en inventief was. 

 

74.  We moeten dus vertrekken van het gegeven van een incoherente en chaotische wereld. En dus afstappen van een algemeen concept, dat ons verhindert om actie te ondernemen. We moeten er wel van uitgaan dat concrete acties op concrete terreinen tot resultaat kunnen leiden. Strijd is effectief wanneer die specifiek, lokaal en gericht op resultaat is. 


Uitgave : Fayard, 2021.

 

 

 

 

 

 

Geen opmerkingen:

De kast van de vergeten boeken

Toen we op een zonnige herfstdag eind 1979 trouwden, hadden we geen rooie duit. En ook geen meubelen en huisgerief. Toch moest ik trouwen me...