Dit blogbericht is een herwerkte versie van een bijdrage die in mei 2023 online werd gepubliceerd op de website www.sampol.be in de aanloop naar het congres van Vooruit van 4 juni 2023. Ik heb in deze versie de resultaten van dat congres verwerkt, maar ook rekening gehouden met kritieken die ik op de oorspronkelijke tekst heb gekregen en die ik graag heb meegenomen om deze tekst te nuanceren en te verbeteren.
Sinds het begin van het voorzitterschap van Conner Rousseau heb ik me meermaals afgevraagd of Vooruit nog wel mijn partij is. Toch heb ik als lid een ander beeld van de partij dan wat de framing van de zogenaamde verrechtsing van Vooruit voorhoudt. En dus blijf ik.
Trouwe partijleden van Vooruit leven in hoop. Ze zien een nieuwe lente voor de sociaaldemocratie aan de Vlaamse hemel gloren. De peilingen wijzen op een gestage opgang van de partij. Voor het eerst sinds Karel Van Miert en later Steve Stevaert hebben de socialisten ook een boegbeeld dat ook vele niet-socialistische harten beroerd.
De gunstige vooruitzichten geven geen aanleiding tot euforie. En dat is maar goed ook. Het zou niet de eerste keer zijn dat peilingen er op de dag van de verkiezingen glad naast bleken te zitten. Er is ook redelijk wat onbehagen over de koers die de partij onder leiding van de populaire voorzitter uitstippelt. De manier waarop een en ander wordt gecommuniceerd, lijkt te veel op electorale berekening. Voor veel mensen aan de progressieve zijde van het politieke spectrum is het steeds minder duidelijk waar de sociaaldemocratie echt voor staat.
Op die vraag heb ook ik – een langjarig partijlid dat geen actieve rol meer speelt, maar toch trouw het jaarlijkse lidgeld betaalt – geen eenduidig antwoord. Als partijlid ben ik betrokken, maar ook alleen maar een toeschouwer. Ik zet hier enkele overwegingen en twijfels op een rijtje, voor wat ze waard zijn.
ONBEHAGEN BIJ VEEL LEDEN
Toen in 2019 een nieuwe partijvoorzitter moest worden verkozen, leek er in de hogere partijregionen een consensus te zijn over de kandidatuur van Conner Rousseau als opvolger van John Crombez. Dat was op zich opmerkelijk omdat de top van de partij veel weg scheen te hebben van een krabbenmand in een zinkend schip. Dat die partijtop zich schijnbaar eensgezind achter één kandidaat schaarde, was misschien meer ingegeven door een zekere wanhoop dan door vastberadenheid. Degenen die het talent van de jonge kandidaat toen hebben onderkend, hebben later wel gelijk gekregen. Voor de zieltogende partij was Rousseau een godsgeschenk.
De tegenkandidatuur van de onbekende basismilitant Christ’l van der Paal was ingegeven door de ontevredenheid van enkele partijleden over het ontbreken van een duidelijke langetermijnvisie over de toekomst van de partij van de gedoodverfde kandidaat. Geïnspireerd door het essay van de historicus Vincent Scheltiens, De sociaaldemocratie is doodziek. Pleidooi voor een herpolitisering van de politieke orde (ASP, 2019), werd een alternatief programma voor het voorzitterschap geschreven, dat uiteindelijk 16% van de partijleden kon overtuigen. (Zie hierover mijn blogpost van 27 september 2021). Dat wees erop dat er binnen Vooruit een redelijk brede stroming is die de noodzaak van een dergelijke langetermijnvisie genegen is.
Conner Rousseau heeft na zijn verkiezing in elk geval heel snel de beloofde reorganisatie van de partij waargemaakt. Niemand verlangt ondertussen nog naar de oude uitgeleefde bureaucratische partijstructuur. De doorgevoerde centralisatie heeft duidelijk positieve vruchten afgeworpen. De partij werkt efficiënter met minder middelen, de verjonging van het partij-apparaat zet zich voortvarend door en nieuwe mensen vinden sneller hun weg.
Maar bovenal: de peilingen zijn gunstig. Dat is voor een groot stuk toe te schrijven aan het charisma van de voorzitter, dat hij ook nogal schaamteloos uitdraagt in media-optredens. Maar ook aan slimme politieke zetten, zoals het opnieuw aan boord hijsen van Frank Vandenbroucke of voortvarend breekijzer spelen in de vorming van de federale regering. Conners manier van communiceren slaat aan, maar tegelijk wringt daar voor velen het schoentje.
De doorgedreven centralisatie van de partij is dus op organisatorisch vlak een succes, maar heeft ook als gevolg dat fundamentele politieke stellingnames zonder veel interne discussie van bovenaf worden gedecreteerd. Meer nog, er wordt verwacht dat de volledige partij eendrachtig achter die standpunten staat. De schrik voor publieke meningsverschillen, die het beeld van de eendrachtige partij zou kunnen verstoren, zit er diep in.
Zo kon het gebeuren dat een aantal voorstellen werden gecommuniceerd, die in het ontwerp van partijprogramma stonden maar nog niet door het partijcongres van 4 juni werden aangenomen. Ondertussen was het interne debat in de afdelingen nog volop aan de gang en werd dat toch enigszins verstoord door het voldongen feit dat ze reeds als partijprogrammapunt door de voorzitter werden gelanceerd.
Laat dat nu net een bron van onbehagen zijn bij veel leden. Conner Rousseau heeft volkomen gelijk als hij stelt dat er alleen maar iets kan veranderen, als je als partij ook voorstellen doet die een ommekeer in het beleid betekenen. Maar als die voorstellen in een gecondenseerde vorm en met een mogelijk polariserend taalgebruik via de media worden gelanceerd, is het voor het gewone partijlid, die niet bij de besluitvorming betrokken is, soms knarsetanden.
De op het eerste gezicht verregaande voorstellen over de basisbaan, de integratiesteun voor nieuwkomers, verplichte kinderopvang of het begeleiden van zwangere vrouwen met een drugprobleem worden snel, en ook begrijpelijk, in een frame van ‘flinksheid’ geplaatst, die de indruk geven dat Vooruit naar rechts opschuift en dat het de ogenschijnlijke bedoeling is om een coalitie met de rechts-liberale nationalisten van N-VA voor te bereiden. Ook de onthutsende uitspraak van de voorzitter dat hij zich niet thuis voelt als hij door Molenbeek wandelt, verwacht je eerder van een wat conservatieve plattelander dan van een vooruitstrevende stadsbewoner.
In elke uitspraak van Rousseau wordt ondertussen door een aantal tekstexegeten naar een bevestiging van die framing gezocht. Ook de politieke commentatoren verspreiden het beeld van een socialistische partij die naar rechts spoort om kost wat kost aan de macht te komen. Je zou kunnen verwachten dat al die commentatoren de ambitie hebben diepgaande en vooral genuanceerde analyses te maken, die lezers aan het denken zetten. In dezen zijn ze opvallend gelijklopend en niet noodzakelijk correct.
Maar ik geef het ook voor mezelf toe: die kritieken klinken dikwijls overtuigend. Ik heb me sinds het begin van het voorzitterschap van Conner Rousseau dan ook meermaals afgevraagd of Vooruit nog wel mijn partij is.
ONDERTUSSEN IN DE BUIK VAN DE PARTIJ
De meest radicale commentatoren concluderen uit de taalanalyse van de communicatie van de partijvoorzitter dat Vooruit geen linkse partij meer is en in feite tot het rechtse kamp moet worden gerekend. Dat beeld wordt op sociale media driftig gedeeld door mensen die eigenlijk linkse bondgenoten zouden moeten zijn maar die niet zelden met een zekere arrogantie beweren dat ze de enige echte socialisten zijn. Vooruit is in hun optiek niet langer een medestander voor een links progressief beleid, maar de wegbereider van een rechtse regering na de verkiezingen van 2024.
Men kan mij er niet van verdenken een apologeet van het huidige voorzitterschap te zijn. Maar toch vind ik in alle eerlijkheid dat de harde aanvallen op de gehele partij wegens de kritiek op hetgeen Conner Rousseau communiceert, oneerlijk, verkeerd en kwaadwillig zijn. Vooruit blijft ook in mijn ogen een linkse progressieve partij, die door duizenden actieve en minder actieve leden voortgedreven wordt.
Mij valt in elk geval een discrepantie op tussen de manier van communiceren in de media over op het eerste zicht controversiële voorstellen en wat er werkelijk in de congresteksten staat. Het totale programma oogt samenhangend. Het vertelt een progressief verhaal dat dag en nacht verschilt van de partijprogramma’s van N-VA en godbetert van Vlaams Belang.
Neem als illustratie daarvan het meest heikele onderwerp, migratie. Voor Vooruit is migratie een realiteit. Oorlog, armoede en klimaatverandering zorgen ervoor dat het volkomen irreëel is te denken dat de massamigratie kan worden gestopt. Bovendien heeft Europa arbeidsmigratie nodig om zijn welvaart in stand te houden en zal de vergrijzing alleen maar kunnen worden betaald door de demografische verjonging waarvoor migratie zorgt. Het komt er op aan om die migratie in goede banen te leiden. Dat is geen eenduidig verhaal. Een samenhangend, realistisch en humanitair beleid ontwikkelen, is niet vanzelfsprekend. Mij lijkt de centrale as in wat Vooruit voorstelt, namelijk streven naar een zo goed mogelijke integratie, volkomen terecht. Dat daarbij taalverwerving een noodzakelijke stap is, zal iedereen die ooit heeft mogen gebruik maken van de diensten van mensen met een allochtone achtergrond al aan den lijve ondervonden hebben.
Als je het totaalplaatje van hetgeen voorligt op het congres van 4 juni bekijkt – een tekst van 109 bladzijden en 213 resoluties - dan zie je een progressief programma, dat onmogelijk in de hoek van de rechterzijde, of zelfs het politieke centrum, kan worden geplaatst. Dat je over deelaspecten van dat programma en vooral over de uitvoering van wat wordt voorgesteld nog een hoge boom kan opzetten, spreekt voor zich. Met name de voorstellen over het groeipakket en de integratiesteun die het leefloon voor asielzoekers vervangt, blijven problematisch. Maar dat behoort ook tot het wezen van de politiek: het voortdurend in vraag stellen en evalueren van programma en praktijk.
Ondertussen heeft de Vooruit op 4 juni 2023 een nog grondig geamendeerd programma aangenomen. Wat is in de aanloop naar de congres gebleken? Niettegenstaande het beeld van de centralistisch aangestuurde partij, werd het ontwerpprogramma in tientallen afdelingen grondig besproken. 45 afdelingen dienden in totaal 621 amendementen in, waarbij bijna de helft van de 230 resoluties werden aangepast. Dat wijst in elk geval op een partij die een levendig intern debat kent en die bovendien blijkt geeft van democratisch functioneren.
Het belang van dergelijk gedetailleerd programma mag overigens niet onderschat worden omdat dat een leidraad is voor het opstellen van het verkiezingsprogramma en in een volgende fase van het politiek proces ook de inventaris van de voorstellen die Vooruit zal verdedigen bij eventuele regeringsonderhandelingen. Achteraf kan er ten slotte geëvalueerd worden wat er van dat programma ook daadwerkelijk werd gerealiseerd. Dat hierover uitgebreid wordt gediscussieerd aan de basis van een partij komt het democratische proces alleen maar ten goede.
Maar er is niet alleen de kwestie van het programma, er is ook de dagelijkse praktijk van de partij zoals die wordt uitgedragen door de mandatarissen. De hierboven genoemde kritieken op de partijvoorzitter laten te veel uitschijnen dat alleen Conner Rousseau de partij is en de rest de trouwe kritiekloze volgelingen. Natuurlijk is de partijvoorzitter de eerste woordvoerder van de partij en is het niet ongewoon dat wat de partij op het politieke toneel uitvoert de voorzitter wordt aangerekend. Maar de partij, dat zijn ook de mandatarissen die in de dagelijkse politieke praktijk staan. Hun rapport voor deze legislatuur oogt zeker positief. De socialistische stempel op de federale regering is niet te ontkennen en de parlementaire fracties hebben een onmiskenbare dynamiek. Zelfs de veel bekritiseerde deelname van Vooruit aan het stadsbestuur in Antwerpen zal als puntje bij paaltje komt een veel positievere beoordeling krijgen dan wat de criticasters (waaronder overigens ikzelf) er in het begin van verwachtten.
En dan is er ten slotte het partijleven aan de basis zelf. Dat is door de vernieuwde partijstructuur gerevitaliseerd en ook verjongd. Vele afdelingen waren vervallen tot een soort van gezelligheidsverenigingen die alleen maar volk op de been kregen door jaarlijkse eetfestijnen. Nu oogt het allemaal veel dynamischer en is er ook een terugkeer naar een inhoudelijke werking. Het is allemaal nog pril, maar er is een duidelijke tendens om van de partij-afdelingen meer te maken dan een clubje oudgedienden, dat alleen maar in verkiezingsperiodes wordt geactiveerd. De manier waarop de discussies rond het partijcongres verliep mag daar een sprekend voorbeeld van zijn.
Samengevat: als lid heb ik toch een ander beeld van de partij dan wat de framing van de zogenaamde verrechtsing van Vooruit voorhoudt. En dus blijf ik.
DE STRUCTURELE ZWAKTE VAN DE SOCIAALDEMOCRATIE: IT’S (NOT) THE IDEOLOGY STUPID!
Vincent Scheltiens analyseerde de crisis van de sociaaldemocratie als een gevolg van het verlaten van de socialistische ideologie en de inschakeling in de neoliberale wereldorde door het volgen van de zogenaamde ‘Derde Weg’. De sociaaldemocratie was verworden van wat oorspronkelijk een antisysteem beweging was tot een steunpilaar van het hedendaagse geglobaliseerde kapitalisme. In zijn essay heeft hij het over het dogma dat de sociaaldemocratie een beleidspartij moet zijn, die altijd moet trachten deel uit te maken van het beleid, los van de reële politieke krachtsverhoudingen, omdat het anders ‘erger’ wordt. Dat Vooruit bereid was in Antwerpen met slechts 10% van de stemmen in zee te gaan met N-VA kon daardoor worden verklaard.
In de periode dat het essay van Scheltiens werd geschreven was Labour in het Verenigd Koninkrijk aan een opmars bezig onder leiding van de linkse en activistische Jeremy Corbyn, die radicaal komaf maakte met de Derde Weg van Tony Blair. Labour kende een toestroom van duizenden nieuwe leden en leek de wind in de zeilen te hebben. Deze hernieuwde radicalisering werd dan ook als de juiste weg gezien om de sociaaldemocratie weer relevant te maken. De ontnuchtering was dan ook zeer groot toen Labour een enorme verkiezingsnederlaag leed bij de Britse verkiezingen van 2019. Wat meer was: de conservatieven wonnen vooral in de gebieden die historisch Labour stemden.
Zonder deze verkiezingsuitslag volledig te verklaren, leek het toch vooral te betekenen dat een radicaal programma, zelfs met brede steun bij de partijbasis, niet voldoende is om verkiezingen te winnen. Electoraal succes bleek weinig te maken hebben met partij-ideologie, maar met welke vertaling een politieke partij geeft aan de reële dagelijkse bekommernissen van de mensen. Niet het programma maar de communicatie en de perceptie geven de doorslag. En natuurlijk ook de steun die ‘the powers that be’ geven aan de systeembevestigende conservatieve krachten via de media (ook de “sociale” media) die zij in handen hebben.
Het lijkt erop dat Conner Rousseau, en de huidige partijleiding, dat ook zeer goed beseft. Het verklaart veel van de manier van communiceren, maar ook van over welke thema’s er precies moet worden gecommuniceerd om de publieke opinie te kunnen vatten. Mikkend op korte termijn electoraal resultaat, lijkt dat dan ook een succesvolle aanpak te zijn, als men voortgaat op de gunstige peilingsresultaten.
De vraag is alleen hoe duurzaam dergelijk electoraal succes zal zijn. Deze aanpak staat of valt met de aantrekkingskracht van de partijleider. Dat is hoe dan ook een volatiel gegeven. We herinneren ons de pijlsnelle opgang van Steve Stevaert, die als gewezen cafébaas op meesterlijke wijze de taal van het volk kon spreken, maar die al een jaar na zijn grote verkiezingsoverwinning bij de federale verkiezingen in 2003 een groot deel van de winst zag verloren gaan bij de regionale verkiezingen het jaar daarop. Bovendien is de positie van een progressieve publiekstrekker hoe dan ook kwetsbaar, zoals blijkt uit de georchestreerde campagnes die door fascistoïde roddeltantes worden in gang gezet, om daarna te worden getrompetterd door de commerciële media, omdat dat nuttig is in hun op aandachtstrekkerij gebaseerde businessmodel.
De aanpak van Conner Rousseau verschilt in zoverre van wat er 20 jaar geleden is gebeurd, dat er nu wel stevig werk wordt gemaakt van een partijstructuur die voor meer duurzaam succes kan zorgen. De vraag is echter of structuur zonder al een even duurzame langetermijnvisie voldoende is voor een blijvende politieke verankering van de sociaaldemocratie.
Ideologie en programma zorgen op zich niet voor verkiezingsoverwinningen, ze zijn wel nodig om de partij samen te smeden tot een sterke beweging, die niet afhankelijk is van de figuur van één boegbeeld of van een eenmalig politiek succes, zoals onder het korte interregnum van Stevaert het geval was.
En daar zit dus de structurele zwakte van de hedendaagse sociaaldemocratie. De ideologie, de maatschappijvisie, het beeld van de wereld die we willen, blijft ondergeschikt aan de electorale strategie van kortetermijnwinst.
DE SOCIALISTEN WILLEN EEN BETERE WERELD VOOR IEDEREEN
Het ziet er niet onmiddellijk naar uit dat het echte ideologische debat binnen Vooruit onder deze voorzitter veel stimulans zal krijgen. Toch moet dat debat worden gevoerd. Als het niet in de partijcontext kan, dan moet het maar buiten de bestaande partijstructuren in diverse fora, die de bestaande partijgrenzen overstijgen, worden gevoerd. Als de visie niet binnen de partij kan worden ontwikkeld, moet die maar van buitenaf worden gepusht.
De sociaaldemocratie moet een langetermijnvisie hebben over welke samenleving wij willen en een duidelijk, optimistisch en realistisch toekomstbeeld schetsen. Dat betekent ingrijpende economische, ecologische en sociale hervormingen, die breken met het neoliberalisme van de laatste veertig jaar en die zorgen voor een meer duurzame en egalitaire samenleving.
Dat is het onvermijdelijke revolutionaire karakter van een socialistisch project. Zoals het kapitalisme zich verder blijft ontwikkelen in de richting van meer ongelijkheid, uitputting van de aarde, afbraak van de democratie en ultiem gewelddadige internationale conflicten, kan het niet langer. De infernale logica van een kapitalisme dat niet langer sociaal te corrigeren is, leidt naar onoverkomelijke humanitaire en ecologische rampen.
Maar tegelijkertijd staat sociaaldemocratie ook voor het gevecht voor het behoud van de door lange strijd verworven maatschappelijke vooruitgang. Dat betekent in de eerste plaats de verdediging en de uitdieping van de democratie. Recent opinie-onderzoek heeft aangetoond dat hoe hopelozer de mensen worden, hoe meer ze open staan voor de terugkeer van autoritarisme en dictatuur. De socialisten moeten het voortouw nemen in de strijd voor de democratische samenleving, net zoals zij in het verleden de motor waren van de strijd voor het algemeen stemrecht.
Een andere verworvenheid is de sociale zekerheid, omdat daar de garantie ligt voor een meer gelijke samenleving, waar iedereen het recht heeft op een waardig leven, zonder armoede. Geert Van Istendael noemt de sociale zekerheid een beschavingsproject, dat niet alleen hier moet worden beschermd, maar ook wereldwijd moet worden uitgedragen.
In deze tijden van oorlog moet de sociaaldemocratie ook de principes van het pacifisme blijven uitdragen. Op geopolitiek vlak betekent dat vooral dat de logica van elkaar bestrijdende machtsblokken wordt doorbroken. De tijd van het naoorlogse atlantisme, waarbij het lot van Europa was vastgeklonken aan de imperiale belangen van de Verenigde Staten is voorbij. Europa moet als vredelievend samenwerkingsverband van diverse naties verder worden versterkt tegen de tendensen van identitair nationalisme in. Dat betekent ook dat er niet getornd wordt aan internationale verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
WE ZIJN EEN CULTUURBEWEGING
De socialistische beweging is bij haar ontstaan maar kunnen groeien tot een maatschappelijke kracht die de samenleving ingrijpend heeft kunnen veranderen omdat ze een emancipatiebeweging was. In eerste instantie ging het bij het begin van het moderne socialisme over het zelfbewust maken van de grote massa van rechteloze arbeiders. Het oersocialisme was dan ook een cultuurbeweging die mensen zelfredzaamheid in solidariteit leerde en ze trots maakte op wat ze met hun arbeid verwezenlijkten.
Als de sociaaldemocratie opnieuw de volksmassa wil kunnen mobiliseren om de noodzakelijke stappen naar een betere wereld te zetten, moet ze opnieuw de cultuurbeweging worden die ze vroeger was. Cultuur is een middel tot emancipatie en tot gemeenschapsvorming. De duizenden mensen die les volgen aan onze kunstacademies ondervinden dat dagelijks. Meteen mag ook duidelijk zijn hoe belangrijk onderwijs in het algemeen is en waarom de socialisten de voortrekkers moeten zijn van onderwijs als emancipatie-instrument.
Misschien wel de belangrijkste Belgische socialistische politicus van de 20e eeuw was Achilles Van Acker. Die was de zoon van een mandenvlechter, die van in zijn jonge jaren thuis moest meewerken en nauwelijks onderwijs had genoten. Hij kon zich dankzij de socialisten opwerken tot de eerste burger van het land. Deze man, die niet gestudeerd had, liet bij zijn dood zijn bibliotheek na aan de Koninklijke Bibliotheek. Er waren meerdere vrachtwagens nodig om zijn duizenden boeken naar Brussel te verhuizen.
Laat dat ook een voorbeeld zijn voor de socialistische leiders van vandaag. Dat zij zelf het voorbeeld geven om duidelijk te maken dat cultuur en studie noodzakelijke voorwaarden zijn om een vrij en geëmancipeerd mens te worden.