vrijdag 2 augustus 2019

Regeren of niet regeren. De terugkeer van de socialisten.




Doodziek maar springlevend


Het essay van Vincent Scheltiens ‘De sociaaldemocratie is doodziek’ legt haarfijn uit waarom de meeste socialistische partijen in Europa in een diepe existentiële crisis verkeren. Ik heb in een recensie in Samenleving en politiek al aangegeven dat ik de analyse van Vincent volledig onderschrijf en dat ik ook akkoord ga met zijn conclusie. Hij besluit dat de hele linkerzijde toe is aan wat hij herpolitisering noemt. Links moet uit het defensief treden door zich ideologisch af te bakenen en daarmee een gevoel van samenhorigheid en een perspectief voor actie creëren.[1]Het is met deze instelling in het achterhoofd dat ik aanwezig was op de voor de aanwezigen memorabele bijeenkomst van de Raad van Voorzitters en Secretarissen, de partijraad van de sp.a van 31 juli 2019. 

Dit gezegd zijnde zal het velen verbazen dat ik de dag na de bijeenkomst een opiniestuk in De Morgen publiceerde, waarboven de redactie de titel ‘Plots blijkt de sp.a springlevend te zijn’ had gezet.[2] Opinieredacteur Bart Eeckhout had opgemerkt dat ik in mijn reacties op de sociale media een bijzonder positief beeld had geschetst over het verloop van de vergadering. Hij vond dat merkwaardig omdat ik toch in mijn kleine politieke biotoop bekend sta als een vertegenwoordiger van de linkerzijde binnen de partij. Ik ging graag in op zijn uitnodiging een opiniestukje te schrijven waarin ik mijn standpunt nader verklaarde. 

Ik schreef de volgende tekst, die de krant integraal overnam:

De vergadering van de Raad van Voorzitters en Secretarissen, zeg maar de partijraad van de sp.a van 30 juli 2019, was een zeer bijzondere bijeenkomst. Niet zozeer omdat er historische beslissingen werden genomen, maar omdat de meeste aanwezigen een aha-erlebnis beleefden. Deze partij, die een existentiële crisis doormaakt, blijkt een springlevende basis te hebben die in staat is een moeilijk en soms verscheurend intern debat te voeren dat leidt naar een voldragen consensus. 

Onder John Crombez heeft de partij intern een merkwaardige evolutie ondergaan. De overheersende partijcultuur van de sp.a was een erfenis uit de periode dat de socialisten vanzelfsprekende deelnemers aan de macht waren. De oude BSP duldde geen interne dissidentie. Het woord van de baron was wet. En er was een onwrikbaar partij-apparaat dat de macht van de baron over zijn achterban onaantastbaar maakte. Je moest al verdomd moedig zijn om tijdens een partijvergadering recht te staan en een kritische opmerking te formuleren. 

Van Miert is er in de jaren ’80 met zijn vernieuwingsbeweging niet echt in geslaagd om die verstikkende partijcultuur te veranderen. Dat is geen verwijt. Alle organisatiedeskundigen weten dat het omgooien van de cultuur van een organisatie het allermoeilijkste onderdeel van een transformatieproces is. Van Miert had dan weer wel de enorme verdienste sterk te investeren in een studiedienst, die niet alleen een laboratorium voor ideeën maar ook een kweekschool van politiek talent was.

Maar toen kwam de periode Patrick Janssens, het ‘moderne management’, de nadruk op marketing en communicatie. Een studiedienst was daarbij niet langer nodig.  De combinatie van die partijvisie met het gebrek aan debatcultuur is ongetwijfeld medeverantwoordelijk voor de diepe crisis waarin de sp.a uiteindelijk is terechtgekomen.

Crombez heeft twee dingen gedaan, waar we volgens mij op 30 juli voor het eerst echt het effect van hebben aangevoeld. Ten eerste is hij terug beginnen investeren in een studiedienst met die dubbele functie: ideeënfabriek en leerschool. En tegelijkertijd is hij er op korte tijd in geslaagd deze partij aan het praten te krijgen over programma, maatschappijvisie, politiek strategie en partij-organisatie. Op de partijraad van 30 juli werd er inhoudelijk gediscussieerd over zaken die goed waren doordacht én er werd vrank en vrij gesproken. Het was ook opvallend hoe goed basismilitanten hun visie konden verwoorden en vooral ook hoe goed die interventies werden verwerkt in de eindconclusies. Er werd dus echt geluisterd.

Wil dat zeggen dat het debat over de regeringsvorming binnen de sp.a is afgerond? Verre van. Maar het bewijs is geleverd dat deze partij op een open manier dat gesprek met zichzelf, met haar leden dus, durft aangaan zonder dat dat tot slaande deuren en onoverkomelijke verdeeldheid leidt. Dat biedt alvast perspectieven voor de toekomst van de partij maar ook voor de geloofwaardigheid van de politiek in het algemeen.

Van een verscheurend debat en linkse perspectieven


Men zal merken dat ik in dit stukje geen standpunt inneem over de inhoudelijke kwestie waarover de bijeenkomst was samengeroepen. Het ging over de stand van zaken in de regeringsonderhandelingen, over de positie die de partij daarin moet innemen als het tot een inhoudelijk gesprek zou komen en over de te volgen strategie. En finaal dus ook over de vraag of de sp.a aan de regering, zowel op federaal als op Vlaams niveau kan deelnemen, ook al is dat in coalitie met de N-VA. 

Na de verkiezingen moet dit debat bij de sp.a telkens weer worden gevoerd en meestal overheersen de stemmen die pleiten om kost wat kost aan het beleid deel te nemen. Vincent Scheltiens spreekt van het dogma van de sociaaldemocratie als beleidspartij, die altijd en overal moet trachten deel van het beleid uit te maken, waarbij het er zelfs niet meer toe doet met wie of op basis van welke krachtsverhoudingen er moet bestuurd worden. [3]

Dat dogma stond lange tijd niet ter discussie, het was dan ook een dogma. De allereerste betrachting van de socialistische partij na verkiezingen was dus altijd mee te doen met de regeringsvorming. Het ging daarbij steeds in de eerste plaats over de strategie van hoe zich incontournable te maken. De vraag welke programmapunten conditio sine qua non moesten zijn voor het toetreden tot een coalitie was van secundair belang. 

Maar de tijden zijn veranderd. Ten eerste maakt de steeds verder slinkende politieke slagkracht het alsmaar moeilijker om een plaats rond de tafel van de coalitiebesprekingen op te eisen. Daarnaast weegt de strategische overweging dat deelnemen aan het beleid in periodes van economische en maatschappelijke crisis zal worden afgerekend bij de volgende verkiezingsslag, steeds meer op het debat. In een politiek universum waar het belangrijker is om de eigen partij sterker te maken dan om echt deel te nemen aan beleid, speelt die strategische overweging steeds meer een doorslaggevende rol.

Je zou dan kunnen verwachten dat wanneer de sp.a een vergadering organiseert waar de cruciale vragen over mogelijke regeringsdeelname worden gesteld, het debat langs die twee lijnen zal verlopen: deelnemen aan het beleid, omdat de partij nu eenmaal vastgeklikt zit aan het dogma van bestuursverantwoordelijkeid onder welke voorwaarden dan ook, of kiezen voor de oppositie, omdat dat schijnbaar een grotere garantie biedt voor een beter verkiezingsresultaat binnen vijf jaar. Op het eerste zich een klare keuze. Maar wel een keuze tussen twee standpunten die onverzoenlijk zijn. De buitenwacht, de media, observatoren aan de zijlijn verwachten dan een stevige clash, slaande deuren, dissidente stemmen. Verdeeldheid, het snoepje dat aantrekkelijke krantentitels levert. 

Maar dat is geen inhoudelijk debat. Het gaat louter over zetten op een tactisch schaakbord, vanuit de optiek dat politiek niets meer is dan een machtsspel tussen partijen. Waar het echt over zou moeten gaan, over waar de mensen van wakker liggen, namelijk over het te voeren beleid waar het land en de samenleving beter van zouden moeten worden, komt dan nauwelijks aan bod. . 

Maar als het wél gaat over inhoudelijke beleidskeuzes, die passen binnen het socialistische ideologische kader, dan krijg je een heel ander debat. En dat is precies wat er gebeurd is op de vergadering van de partijraad van 31 juli. De discussies gingen slechts zijdelings over ‘regeren (met de N-VA) of niet’. De vergadering draaide veel meer rond de vragen: wat is nodig in deze risicovolle tijden en wat kunnen we eraan doen, met onze schamele aanhang van 10 percent van de kiezers? Het ging over linkse perspectieven na vijf jaar knoeiwerk door een rechtse alliantie en wat te doen nu rechts, dat aan zet is, er niet in in slaagt haar eigen knoeiboel op te ruimen. 

In de chaos de politieke orde herpolitiseren


Een van de Gentse feestendebatten, die dit jaar voor de laatste keer door de onvervangbare Eric Goeman werden georganiseerd, ging over het essay van Vincent Scheltiens. Eric Corijn die vanuit een onafhankelijke positie meer dan nuttig theoretisch werk levert dat de gehele linkerzijde aanbelangt, zei daar twee dingen die relevant zijn voor de huidige politieke toestand en het debat dat de linkerzijde zou moeten voeren.

Doelend op de PVDA stelde hij dat een partij die enkel gefocust is op haar eigen partijopbouw en op het geleidelijk winnen van aanhang, eigenlijk niet aan politiek doet. Dat ligt in het verlengde van wat Vincent schrijft in zijn essay: ooit zal de kwestie van de machtsdeelname op de dagorde komen, maar voor de PVDA die halsstarrig weigert om deel te nemen aan de macht is dat de kwadratuur van de cirkel. [4]

Een andere opmerking ging over de onafwendbare noodzaak dat sp.a, Groen en de PVDA elkaar zullen moeten vinden om het tij van de verrechtsing te keren. Bij de bevolking, bij de zogenaamde basis, is links sterk in de minderheid. Net zoals in de jaren dertig is die basis niet georganiseerd, ontregeld, geatomiseerd en leeft ze onder de door de media uitgedragen hegemonie van rechts. Dat is de verschrikkelijke maar niet te ontkennen realiteit. In die omstandigheden is het dan ook dringend nodig dat de anti-systeemkrachten elkaar vinden om het tegengewicht tegen die rechtse hegemonie te organiseren. Corijn stelt dat geen van de drie linkse partijen in staat is daar zelf het voortouw in te nemen, omdat ze vastzitten in hun eigen partijlogica. Daarom denkt hij dat er in een eerste fase een soort academische oefening buiten de partijen moet worden gemaakt door mensen die nu vanuit een verschillende optiek aan een theoretisch kader werken. Hij stelde voor dat de redacties van tijdschriften als Sampol, Lava en Oikos een soort van congres zouden organiseren om een programma van linkse herpolitisering op te zetten. Dat zou dan een verhaal van inclusie moeten zijn als alternatief voor het verdelende conflictmodel dat rechts uitdraagt. Met dat inclusief model moet dan de strijd om de politieke hegemonie worden aangegaan. De drie progressieve partijen moeten zich vanuit hun eigenheid bij dat gevecht om de hegemonie aansluiten. 

Ik heb deze boodschap goed beluisterd, maar ik trek daar als sp.a’er andere conclusies uit. Terwijl Corijn ervan uitgaat dat geen van de drie progressieve partijen in staat is om dat inclusief model uit te werken en er een politiek front mee te vormen, ben ik van oordeel dat de socialisten wel degelijk het voortouw moeten én kunnen nemen in dat proces. Overigens, als ik daar niet van zou overtuigd zijn, zou het ook niet veel zin hebben actief te blijven in de sp.a.

Ik heb een en andere proberen te vertalen in mijn interventie tijdens de partijraad. 

Ik begon met te zeggen dat de discussie niet moest zijn: regeren of niet regeren. We kunnen met de uitdagingen waar we als samenleving voor staan niet anders dan proberen een doorslaggevende rol te spelen in het het beleid en dus is het onze opdracht om mee te regeren. De urgentie van de klimaatcatastrofe, van de voortschrijdende fascisering, van de afbraak van de sociale zekerheid, van de migratieproblemen, geven ons niet het comfort van nog eens vijf jaar te antichambreren in de oppositie.

Maar tegelijkertijd zijn de krachtsverhouding zeer sterk in het nadeel van de sp.a en van links in het algemeen. Met 10 percent van de kiezers achter ons programma, kunnen we niet wegen op een rechterzijde, die ons alleen maar  tot bestuursdeelname wil verleiden, omdat ze onze stemmen nu eenmaal nodig zouden kunnen hebben voor een meerderheid, die daarna de rechtse agenda verder uitvoert. 

Het minimumprogramma van breekpunten dat op de vergadering werd voorgelegd was voor mij, zoals voor zowat alle aanwezigen een basis waarop politiek verder moet worden geageerd. Daarom stelde ik voor dat de partij veel assertiever zou communiceren over dat minimumprogramma en tegelijkertijd zou zoeken naar bondgenoten om die eisen mee te ondersteunen. Daardoor kan  er een sterker blok worden gevormd tegen de rechtse as die De Wever aan het creëren is. Ik stelde dat dit voorstel zowel aan Groen als aan de PVDA zou moeten worden voorgelegd, maar ook aan de vakbewegingen en progressieve krachten in het middenveld. Samengevat stelde ik dus voor dat als De Wever aan een rechtse as denkt te moeten werken, de sp.a het initiatief zou kunnen nemen tot het vormen van een linkse as. 

Ik voegde eraan toe dat de kans van slagen van dergelijk voorstel erg klein, zoniet onbestaande is. Als de Vlaamse formatie toch van de grond komt, ontbreekt de tijd en de ruimte om die linkse as te vormen. Maar voor de federale regeringsvorming kan het wel een te volgen en realistische piste zijn. Als PS en sp.a zich aan elkaar klinken, vormen de socialisten de grootste groep en zijn zij bepalend voor het verdere verloop. Hoe dan ook moet onze marsrichting zijn dat er een links alternatief voor het hegemonische rechtse discours kan en moet worden geformuleerd op basis van onze eigen voorstellen en dat we daarvoor bondgenoten binnen en buiten de politiek moeten zoeken. 

Ik besef dat mijn tussenkomst nogal outside the box was en dat niet iedereen mee ging in de redenering, maar ik stelde wel vast dat andere tussenkomsten in dezelfde richting gingen. De noodzaak van linkse frontvorming werd door meerdere afgevaardigden benadrukt. Net zoals het besef dat het partijbelang uiteindelijk ondergeschikt moet zijn aan het belang van de gehele linkerzijde. De partij als middel en niet als doel dus. 

Ik denk met mijn interventie een eigen ad hoc vertaling te hebben gegeven aan de oproep tot herpolitisering die Vincent Scheltiens heeft gedaan. Laat ons nu proberen elke mogelijkheid aan te grijpen om verder een concrete invulling aan die herpolitisering te geven. 

Deze partij en links zullen herleven. Ook al is de weg nog lang.

Avanti!








[1]Vincent Scheltiens,De sociaaldemocratie is doodziek: pleidooi voor een herpolitisering van de politieke orde,VUBPress, Brussel, 2019. Gerecenseerd door mezelf in SAMPOL, Juni 2019, p. 72-76.
[2]De Morgen, 2 augustus 2019, p. 23.
[3]V. Scheltiens, o.c., p. 60. 
[4]V. Scheltiens, o.c., p. 76-77.

Geen opmerkingen:

DE KOERS VAN CONNER De twijfels van een langjarig partijlid

Dit blogbericht is een herwerkte versie van een bijdrage die in mei 2023 online werd gepubliceerd op de website  www.sampol.be  in de aanloo...